Volgend jaar, in maart 2013, gaat the Illegal Timber Law van kracht in Europa. De handel in illegaal hardhout wordt daarmee strafbaar. Bedrijven moeten kunnen aantonen waar het hout precies vandaan komt en dat het legaal, in overeenstemming met de wetten van het land van herkomst, is gekapt. Maar legaal hout, betekent nog niet altijd duurzaam hout en wat duurzaam hout is, kan per keurmerk verschillen. Daarbij wordt niet elk keurmerk erkend door verschillende milieuorganisaties. Hoe weet je nou nog wat goed of fout hout is?

Het WWF berekende in 2008 dat 16 tot 19 procent van het door de Europese Unie (EU) geïmporteerde hout van illegale of verdachte herkomst is. Nederland staat binnen de EU volgens deze studie op de vijfde plaats van landen die het meeste illegaal hout importeren.

Directeur van Lionex, een bedrijf dat duurzaam hardhout verhandelt in Maleisië, is de Nederlander Marco Poot. Met een export van 55.000 kubieke meter hout in 2011 behoort het bedrijf tot de top 3 exporteurs van Maleisië die exporteren naar de EU. Hun belangrijkste afzetmarkt is Nederland, met de helft van de export, 40 procent gaat naar de rest van Europa en 10 procent naar het Midden Oosten, Zuid-Afrika en Amerika. “Bijna al het hout dat wij verhandelen is duurzaam geproduceerd”, zegt Marco Poot.

Cijfers uit de jaren negentig stellen dat 35 procent van de totale oogst in Maleisië van illegale herkomst is. De afgelopen twintig jaar is er echter veel veranderd. De overheid heeft extra maatregelen genomen om het illegaal kappen van hout tegen te gaan, zoals zwaardere straffen.  Daarnaast is de bewijslast neergelegd bij de beklaagde in plaats van de aanklager. Dit heeft geresulteerd in een afname van het aantal overtredingen. Een onderzoek van het WWF en de Wereldbank uit 2001 stelde dan ook dat illegale houtkap niet langer een probleem is in Maleisië.

Maleisië is een bosrijk land, ongeveer 60 procent van het landoppervlak (19,4 miljoen hectare) bestaat uit bos. Daar wordt dan ook intensief gebruik van gemaakt. Maleisië is een van de grootste producenten van tropisch hardhout ter wereld. Volgens een rapport van Probos wordt 75 procent van al het bosoppervlakte gebruikt als PFE (Permanent Forest Estate) dat op duurzame wijze wordt beheerd. Zoals de naam al aangeeft is het de bedoeling dat dit bos dus altijd bosgebied blijft.

Van dit PFE bos wordt 10,6 miljoen hectare als productiebos gebruikt en 3,7 miljoen hectare is beschermd gebied (bodem- en waterbescherming). Van het overige bos wordt 3 miljoen hectare bos gebruikt als omvormingsbos, dit wordt dus gekapt en gebruikt voor landbouw en plantages. De overige 2,1 miljoen hectare bos bestaat uit reservaten en nationale parken. Al het bos is eigendom van de staat en Maleisië heeft dan ook een uitgebreide wetgeving omtrent het gebruik hiervan. Al sinds 1901 staat het bosgebied onder beheer en de laatste jaren komt er steeds meer aandacht voor de bescherming van natuur en milieu.

Dat het hout legaal gekapt is, wil echter niet zeggen dat het ook duurzaam gekapt is. Legaal betekent dat het gekapt is in lijn met de wetgeving in het land van herkomst. Die wetgeving kan per land sterk verschillen. Duurzaamheid is echter een tweede begrip. En wat duurzaam is, kan op meerdere manieren geïnterpreteerd worden. Hiervoor zijn er verschillende keurmerken in het leven geroepen. De meest bekende is het internationale Forest Stewardship Council (FSC) keurmerk. Dit is een wereldwijd keurmerk dat garandeert dat het hout uit een duurzaam beheerd bos komt, waarbij zowel de milieu- als sociale aspecten worden gecontroleerd. Het Programme for Endorsement of Forest Certification Schemes (PEFC) is naast FSC het enige internationale systeem. Technisch gezien is dat geen keurmerk, maar een organisatie die nationale certificeringen goed- of afkeurt. Toch beschouwen verschillende organisaties dit keurmerk niet als duurzaam. Een rapport van Milieudefensie uit 2006 stelt zelfs dat tot nu toe alleen FSC garantie geeft voor duurzaam hout.

Naast internationale, zijn er ook landelijke keurmerken zoals het Malaysian Timber Council Scheme (MTSC) dat wordt uitgegeven door de Malaysian Timber Certification Council (MTCC). Ruim 4 miljoen hectare bos is al MTCS gecertificeerd in Maleisië. MTCS is in 2009 goedgekeurd door het PEFC. Het MTCS keurmerk wordt door de Nederlandse overheid wel als legaal, maar nog niet als duurzaam geaccepteerd. Verschillende andere landen als Duitsland, Engeland, Japan en Frankrijk erkennen dit keurmerk net als Nederland als legaal en sommigen zelfs ook als duurzaam.

Toen staatssecretaris Atsma dit keurmerk ook wilde erkennen als duurzaam is door verschillende organisaties, waaronder Greenpeace en Milieudefensie, een rechtszaak aangespannen. De rechter oordeelde afgelopen juni dat dit keurmerk niet voldoet aan de Nederlandse eisen voor duurzaam hout. Dit ondanks dat de Nederlandse Inkoop Duurzaam Hout Commissie (TPAC) stelde dat het MTCS keurmerk wel aan de gestelde voorwaarden voldeed. Bezwaren waren dat het keurmerk geen rekening houdt met inheemse volken zoals de Orang Asli, het staat daarnaast toe dat grote delen bos worden omgezet in palmolie- of rubberplantages, er wordt verder geen rekening gehouden met de rechten van oorspronkelijke bewoners en toto slot stelde het keurmerk bepaalde eisen die het zelf niet naleeft.

Lionex accepteert het MTCS keurmerk wel als duurzaam en op de vraag waarom antwoordt Marco: “Je kunt de vraag ook omdraaien. Waarom wordt het in andere landen in Europa wel als duurzaam erkend en in Nederland niet? Ik ben van mening dat PEFC/MTCC hout absoluut gelijkwaardig is aan FSC hout.” Misschien dat Nederland gewoon strengere eisen stelt aan duurzaam hout? Marco lacht: “Ja, maar dan zijn we weer het slimste jongetje van de klas met het wijzende vingertje. De sterke FSC lobbie zal ongetwijfeld bijdragen aan deze situatie.” Lionex werkt samen met Tergao, een Nederlands bedrijf dat alternatieven voor hardhout ontwikkelt en produceert van bamboe. Michiel Vos is de oprichter en hoofd marketing van het bedrijf. Hij vult aan: “Het zou goed zijn als de verschillende certificeringssystemen meer zouden samenwerken. Ze hebben in grote lijnen dezelfde goede doelstellingen en kunnen elkaar aanvullen.”
Elk keurmerk heeft zijn gebreken en dat heeft te maken met het feit dat het certificeren van tropisch regenwoud nu eenmaal lastiger is dan het certificeren van een vrijwel homogeen Scandinavisch bos, waar drie soorten bomen staan en geen volken in de bossen leven. “Ik vind dat Maleisië een ongelofelijke pluim moet krijgen voor het duurzaam certificeren van 4,5 miljoen hectare tropisch bos”, aldus Marco. “Er wordt door de westerse wereld zeer kritisch gekeken naar het bosbeheer in Maleisië. Vraag jezelf ook eens af hoeveel bos er verdwenen is in Europa, terwijl de westerse wereld nu zijn vinger wijst naar juist een land als Maleisië dat professioneel en duurzaam omgaat met haar bossen.”

Ook het FSC heeft zijn zwaktes. Zo is het keurmerk bijvoorbeeld vrijwillig in tegenstelling tot sommige andere keurmerken. Marco geeft een voorbeeld. “Stel dat je als landeigenaar 5.000 hectare bos bezit en je hebt besloten om het bos FSC te certificeren. Daar heb je de afgelopen jaren een substantiële premie voor gekregen, maar omdat het aanbod van FSC hout wereldwijd aan het toenemen is, betekent het dat de marges dalen. Uiteindelijk zegt de consument ik wil niet meer betalen voor FSC hout. Op een gegeven moment kun je dan als boseigenaar minder goede marges halen van je FSC hout dan van je non-FSC hout waardoor je kan besluiten om je FSC certificering op te geven. Je kunt dus besluiten het land aan te wenden voor ‘traditionele bosbouw’ die niet FSC gecertificeerd is, of je kunt zelfs besluiten de grond te gebruiken voor akkerbouw en of soja productie. Wat is dan de waarde van een FSC label?”

Volgens hem is PEFC een goede aanvulling: “PEFC is een landen systeem, dus het land bepaalt de criteria. Je kunt niet zeggen ‘Ik hou me hier niet meer aan’, want dan ben je strafbaar. FSC wordt wereldwijd wel meer erkend, maar dat komt door de grote lobbie. Wij maken ook gebruik van FSC, maar dat is voor ons niet heilig. We proberen altijd minstens twee keurmerken te gebruiken. Dus bijvoorbeeld FSC en PEFC. Voor ons staat voorop dat er duurzaam met bossen wordt omgegaan op deze wereld en of dit middels PEFC of FSC certificaat is, is voor ons niet relevant. Behoud van bossen op deze aarde is het grootste belang.”

Uiteindelijk gaat het volgens Marco dus om het behoud van bos, en of dat nou PEFC of FSC gekeurd is maakt niet uit. Hij sluit echter niet uit dat elk keurmerk zijn tekortkomingen heeft. “Niemand is perfect. Het is heel makkelijk om met een stok te slaan naar een land dat serieus bezig is met duurzaam bosbeheer. Waarom zou je Maleisië niet positief belonen omdat ze 4,5 miljoen hectare bos duurzaam gecertificeerd hebben?”

Colin Nicholas, coördinator van het COAC (Center for Orang Asli Concerns) betwijfelt die duurzaamheid. Hij heeft onderzoek gedaan naar de Orang Asli, dat is een verzamelnaam voor verschillende volken die als de oorspronkelijke bewoners van Maleisië worden gezien. Zij vechten al jaren voor hun rechten, maar die worden door de Maleisische overheid niet erkend, hoewel zij al meerdere malen door de rechter in het gelijk zijn gesteld. “De regering erkent de uitspraak gewoon niet, dit heeft alles te maken met corruptie”, stelt Colin.

Op de vraag of de rechten van slechts 0,7 procent van de bevolking boven het belang van de economische vooruitgang van een land moet worden gesteld antwoordt hij: “Geen enkel land is beter geworden van het kappen van hout. Het geld komt altijd maar bij een paar mensen terecht en komt niet ten goede aan de hele bevolking.” Allen Lim, manager van Lionex, reageert: “De kwestie met inheemse volken heeft altijd twee kanten, Orang Asli tegenover de vooruitgang en ontwikkeling van een land.” Dat hun rechten niet erkend worden vergelijkt hij met de indianen in de Verenigde Staten en de Aboriginals in Australië.  “Hun rechten werden ook niet erkend. Het is niet eerlijk om Maleisië hierom te bekritiseren. Voor de ontwikkeling van een land moeten offers gebracht worden en elk beleid heeft zijn voor- en nadelen.”

Wel vindt Allen Lim dat de overheid beter voor volken als de Orang Asli zou moeten zorgen. Hij noemt meer reservaten beschikbaar stellen en de mensen zelf meer keuze geven als verbeterpunten. Marco sluit zich daarbij aan. Ook hij velt geen ethisch oordeel over de kwestie: “Ik ben wel van mening dat een land zijn eigen regelgeving heeft. Wie zijn wij om die regelgeving te bekritiseren? Ik heb het hier niet over wat goed of fout is. Ik ben hier ook maar als gast woonachtig in het land. Ik laat me leiden door de wet- en regelgeving in Maleisië. Ik kan daar als individu niet over oordelen.” Michiel stelt: “De enorme kennis van het regenwoud die de Orang Asli door generaties hebben overgeleverd is van onschatbare waarde voor de mensheid. Iedereen heeft er belang bij om de rechten van de verschillende bevolkingsgroepen te respecteren.”

De vraag naar hout zal de komende jaren verder stijgen door opkomende economieën als China en India. “China is in de laatste vijf jaar de grootste importeur van hardhout geworden”, verklaart Michiel. Kan de toename van deze vraag wel worden bijgebeend of zijn er straks gewoon geen bomen meer? Volgens Colin Nicholas moet de vraag afnemen om de bossen te beschermen. Allen en Marco zien de toekomst positiever tegemoet: “Er is zeker toekomst voor de houtindustrie, mits er duurzaam omgegaan wordt met hout. Het kappen van hout op zich is niet slecht. Er komen vanzelf alternatieven voor hardhout zoals compressed bamboo of het verduurzamen van zacht hout door het te bakken of te koken, waardoor het dezelfde eigenschappen als hardhout krijgt”, zegt Marco.

Volgens Allen is bamboe een goed alternatief  voor hardhout. Het heeft dezelfde technische eigenschappen, maar groeit veel sneller dan tropisch hardhout. In vier a vijf jaar kan je net zoveel bamboe produceren als hardhout in 120 tot 150 jaar. Tergao gebruikt dan ook bamboe om alternatieven voor hardhout van te maken. Marco vertelt over de verbeteringen van de laatste jaren: “Daar waar gehakt wordt vallen spanen, is een uitdrukking uit de hout business. In de wereldwijde houtkap wordt ongetwijfeld gerommeld. Maar als je kijkt hoe de afgelopen jaren de wereld is verbeterd op het gebied van duurzaam geproduceerd hout, dat is heel fors en daar heeft het bedrijfsleven heel veel geld in geïnvesteerd. Denk bijvoorbeeld aan initiatieven als The Borneo Initiative. Naast Maleisië zijn landen als Congo ver vooruit in het produceren van duurzaam hout en Scandinavië produceert alleen maar duurzaam hout. Het totale wereldoppervlak bos neemt toe. Dan heb ik het echter ook over plantagebos”, zegt hij.

Toch leggen zowel Colin als Marco ook de verantwoordelijkheid bij de consument: “Als consument moet je ook nadenken. Wat ben je bereid meer te betalen voor iets dat ethisch beter is?”, vraagt Marco. Hij heeft een oplossing bedacht om de consument te overtuigen. “We moeten ervoor te zorgen dat de consument geen keuze meer heeft, maar dat hout gewoon altijd duurzaam is. De wet van 2013 richt zich alleen nog maar op legaal hout, het zou me niks verbazen als het over een paar jaar alleen nog maar duurzaam hout mag zijn.” Michiel concludeert: “Zodra duurzaamheid betaalbaar wordt en de prijs gelijk is aan niet duurzaam hout, dan zal de consument massaal overstappen.”

LEES ALLE ARTIKELEN GRATIS

Onafhankelijke journalistiek is essentieel om een snel veranderende wereld te kunnen begrijpen. Daarom is een platform van nieuwe makers belangrijk. Vind jij dat ook? Steun ons dan door lid te worden of met een financiële bijdrage.

Word gratis lid Investeer in ons

Al ingeschreven voor onze nieuwsbrief en/of in ons geinvesteerd? Vul je e-mailadres is om toegang te krijgen.